Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.

Heleen de Vries, MA Taalkunde, Universiteit van Amsterdam

In april en mei heb ik in Sint-Petersburg mijn masteronderzoek gedaan naar de verwerving van telwoorden door Russischtalige kinderen. De keuze voor dit onderwerp was deels gemotiveerd door mijn eigen ervaringen als tweedetaalleerder van het Russisch. Na jaren leren ga ik nog steeds soms de mist in met de telwoorden, en als ik het al zo moeilijk vind om al die telwoorden te gebruiken, hoe moeilijk moet het dan wel niet zijn voor kinderen? Voor dit onderzoek heb ik mij in mijn scriptie vooral gericht op de rangtelwoorden pervyj ‘eerste’ tot en met sed’moj ‘zevende’.

Uit eerder onderzoek wisten we al dat Nederlands- en Engelstalige kinderen de ‘regel’ gebruiken om deze te leren. Hierdoor is het Nederlandse derde moeilijk voor kinderen: tweede en vierde zijn duidelijk verwant aan twee en vier, maar de link tussen drie en derde is niet zo een-twee-drie gelegd. Het Russisch is anders dan het Nederlands en het Engels omdat het heel veel onregelmatigheden van het type derde heeft. Onder de tien zijn er maar vier regelmatige rangtelwoorden: pjatyj ‘vijfde’, šestoj ‘zesde’, devjatyj ‘negende’ en desjatyj ‘tiende’. Uit mijn onderzoek blijkt dan ook dat Russische kinderen rangtelwoorden heel anders benaderen: ze gebruiken de regel niet, maar ze leren de vormen één voor één uit hun hoofd. Dat is een heel spannend resultaat: de taal die we spreken kan dus bepalen hoe wij getallen leren!

 

Het NIP heeft mij ontzettend geholpen met het uitvoeren van mijn onderzoek: niet alleen was het dankzij hen mogelijk om naar Rusland te komen, maar dankzij hun inzet kon ik ook bij maar liefst drie kinderdagverblijven terecht. Cruciaal natuurlijk, want zonder kinderen geen resultaten! Op die kinderdagverblijven heb ik in totaal 48 keer hetzelfde computerspelletje gespeeld. In dat spelletje moesten de kinderen Cheburashka helpen met het inpakken van zijn spulletjes: zo moesten ze ‘vier watermeloenen’ inpakken, of ‘de zevende pop’.

 

Onderzoek doen met kinderen is leuk om heel veel redenen. Grote mensen vertellen minder vaak spontane verhalen over hun leven, geven je meestal geen knuffel als je weggaat, reageren minder opgetogen op kleine dingen (zo riep een jongetje telkens wowowowoww!! als er spulletjes de koffer in vlogen), en ook zijn ze minder dankbaar als je ze een sticker cadeau geeft. Toch zijn kinderen natuurlijk ook gewoon onmogelijke participanten: soms pakken ze acht in plaats van zeven cadeaus in ‘omdat ze daar meer zin in hebben’ steken ze hun hand in hun neus vlak voordat ze aan je mooie laptop zitten, of beginnen willekeurig op allerlei toetsen te rammen waardoor je computer plotseling vastloopt. Dat soort ervaringen waren dan wel goed voor mijn Russisch!

 

Ik kijk heel positief terug op mijn tijd in Rusland en ik ben heel erg blij dat ik bij het NIP terecht kon om mij masteronderzoek te doen. Olga, Maria en Katja hebben mij ontzettend geholpen, en het was heel fijn dat ik op het NIP kon komen studeren. Niet omdat de koffie zo lekker was, maar vooral ook vanwege het contact met de andere studenten op het instituut. Het was leuk om nieuwe leuke mensen te ontmoeten, en ook wel prettig om af en toe gewoon Nederlands te kunnen spreken. Ik kijk ernaar uit weer terug te gaan naar het prachtige Sint-Petersburg, en wanneer ik dat doe, ga ik ook zeker weer naar het NIP!