Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Jaap Grave, faculteit Neerlandistiek van de Westfälische Wilhelms-Universität Münster en de Universiteit van Padua.
Jaap Grave

De socioloog Max Weber betoogt in zijn essay Wetenschap als beroep (1919) dat hartstocht een onmisbare eigenschap van een wetenschapper moet zijn. Alleen passie, schrijft hij, zet de wetenschapper ertoe aan zich met veel energie aan zijn vak te wijden. Alleen dan vindt hij oplossingen voor problemen waarvoor hij wordt geplaatst. Passie alleen is geen garantie voor succes, maar wel een voorwaarde. Discipline moet daaraan toe worden gevoegd want alleen discipline en volhardendheid leiden ertoe dat ideeën resultaten opleveren. Weber beschrijft hiermee ook het kenmerkende verschil tussen een expert en een dilettant.

Deze opvattingen sprak Weber precies honderd jaar geleden uit in een lezing voor studenten. Hoewel de kern van zijn betoog nog altijd actueel is, is er inmiddels veel veranderd. Het beeld van de geïsoleerde, hardwerkende wetenschapper die in zijn studeerkamer met tomeloze toewijding aan de oplossing van problemen werkt, heeft plaatsgemaakt voor onderzoekers die internationaal actief zijn en met collegaʼs antwoorden op grensoverschrijdende vraagstukken zoeken. Om dit onderzoek mogelijk te maken, is er geld nodig, een netwerk en collegaʼs die het steunen.

Maar dat is niet alles.

Noodzakelijk zijn ook instituten die over de kennis en faciliteiten beschikken.

In 2016 opperde ik samen met Irina Michajlova van de Staatsuniversiteit Sint-Petersburg om onderzoek te doen naar de verspreiding van Nederlandstalige literatuur in Oost-Europa in de periode 1945-1990. We wilden in eerste instantie weten of uitgeverijen in communistisch geregeerde landen op ideologische gronden literaire werken selecteerden en of er in die verschillende landen overeenkomsten in het uitgeversbeleid waren. Een andere vraag was of de DDR voor de transfer een soortgelijke rol voor communistische landen vervulde als de Bondsrepubliek voor naties in West- en Noord-Europa − de Duitse taal was en is vaak een transitohaven voor transfer.

De respons van collega-neerlandici uit Oost-Europa was groot, bovendien bleken ook Irinaʼs collegaʼs van de Scandinavistiek graag een bijdrage te willen leveren. De transfer van literatuur uit die landen naar Oost-Europa zou weleens vergelijkbaar kunnen zijn met die uit Nederland en Vlaanderen. Toen ging het snel: Olga Ovechkina, directrice van het NIP, de Staatsuniversiteit Sint-Petersburg en het Wilhelmina E. Jansen Fonds zegden steun toe en op 17 en 18 februari 2017 kon het congres plaatsvinden in de Staatsuniversiteit en het NIP. De studenten neerlandistiek uit Sint-Petersburg waren niet alleen aandachtige luisteraars maar verleenden ook allerlei onmisbare hand- en spandiensten. Tijdens de slotdiscussie in het NIP bleek dat de deelnemers unaniem van oordeel waren dat de resultaten gepubliceerd moesten worden en er behoefte was aan vervolgcongressen. In de maanden daarna hebben we daar hard aan gewerkt: er zal een bundel in Sint-Petersburg verschijnen, een aantal artikelen in een tijdschrift en we denken na over vervolgcongressen waarin parateksten en schrijversfestival centraal staan. Bovendien zijn we nog niet klaar met het onderzoek naar fellow-travellers, vertalers, vertalingen die op vertalingen gebaseerd zijn, leesrapporten, nawoorden die krompraten wat recht is en flapteksten die dat juist niet doen.

Passie voor het vak − volgens Max Weber een voorwaarde voor wetenschappelijk werk − is een vereiste. Maar in de huidige wereld is een instituut waar onderzoekers uit verschillende landen bijeenkomen om over de resultaten van hun onderzoek te discussiëren eveneens onontbeerlijk. Het NIP is zoʼn instituut, waar niet alleen congressen plaatsvinden maar waar ik in augustus ook te gast was om er in alle rust aan artikelen te werken.