Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Lennard van Uffelen, bursaal van het NIP, BA Slavische talen en Culturen aan de Universiteit van Amsterdam.

Het Nederlands Instituut was voor mij niet nieuw, de mensen kende ik wel en de Russische taal en cultuur waren voor mij zeker vertrouwd. Toch had ik de maandagochtend van mijn aankomst het gevoel op een volledig vreemde plek terechtgekomen te zijn. Afgelopen lente had ik ook al op het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg doorgebracht. Ik heb, er na twee jaar studie op de Universiteit van Amsterdam, eindelijk echt Russisch leren spreken zonder aarzelen of hakkelen. Niet perfect, maar wel zelfverzekerd en goed genoeg om me overal verstaanbaar te maken. Nu keerde ik voor mijn onderzoek naar Achmatova midden in de winter terug naar dezelfde stad, die een volledig andere leek te zijn. Toen mijn vliegtuig landde op luchthaven Poelkovo was het vijftien graden onder nul. Over de hele stad lag een dik pak sneeuw. De vertrouwde kanalen en stromen van de Neva waren volledig bevroren. Het was voortdurend donker, terwijl Sint-Petersburg voor mij nog altijd vooral de “Witte Nachten” betekende. Dit winterse Sint Petersburg kende ik eigenlijk alleen uit de literatuur en uit Sovjetfilms zoals “Ironie van het lot”. Al snel kwam ik erachter dat het andere seizoen ook een ander levensritme betekende. Rustiger, meer gericht op het huis en bedachtzamer. Urenlang doelloos door de stad zwerven is heerlijk in de zomer, maar tijdens een sneeuwbui wil men zo snel mogelijk naar huis. Aan de kou wen je gelukkig snel en in de sneeuw is de stad eigenlijk veel mooier.

De  vorige keer was ik in Rusland met een groep Nederlandse studenten, maar nu was ik dus alleen in een niet helemaal vreemde stad. Gelukkig werd ik op het NIP goed op weg geholpen. Ik was teruggekomen naar Rusland voor een onderzoek naar de intertekstualiteit in het Poëem zonder held van de Petersburge dichteres Anna Achmatova. In dit werk laat zij de stemmen weerklinken van verschillende dichters uit de Russische traditie. Met name Poesjkin en haar grote tijdgenoten uit de Zilveren Eeuw van de Russische poëzie, zoals Aleksandr Blok en Vladimir Majakovskij, treden prominent op. Het Poëem blijkt echter ook vol te zitten met verwijzingen naar het leven en het werk van de dichter Vsevolod Knjazev, een vage bekende van Achmatova die in 1913 zelfmoord pleegde. Zijn zeer lyrische, postuum gepubliceerde liefdesgedichten zijn nogal pathetisch en erg geënt op vaste topoi en beelden in de poëzie van de Symbolisten. Zijn werk werd door het literaire milieu van zijn tijd, waaronder door Achmatova, niet hoog gewaardeerd. In Sint-Petersburg wilde ik het raadsel oplossen, waarom Achmatova toch zo'n belangrijke plek voor Knjazev inruimt in haar  Poëem.

Mijn eerste opdracht was dus het opzoeken van zijn postuum gepubliceerde bundel in de Nationale Bibliotheek. Dit bleek een klein, eenvoudig boekje, uitgegeven door Knjazevs vader met het doel het te schenken aan bekenden als aandenken aan zijn jong gestorven zoon. Er was dus maar een klein aantal van deze bundel gepubliceerd. Een daarvan moet Achmatova in handen gehad hebben. Een andere kon ik nu in Sint Petersburg inzien. Ik kwam erachter dat Knjazev een hele serie gedichten had geschreven met het thema van de Commedia dell'Arte. De figuren Pierrot, Harlekijn en Columbine spelen hoofdrollen in het Poëem. Knjazev identificeert zich in zijn gedichten met Pierrot. Zijn onbeantwoorde liefde, Olga Soedejkina, noemt hij Columbine. In het Achmatovamuseum wist men mij te vertellen dat Achmatova de liefdesbrieven van Knjazev in bewaring kreeg toen Soedejkina naar het buitenland vertrok. Rond dezelfde tijd begon ze het werk aan haar Poëem. Ik wist dus dat ik op het goede spoor zat. De vraag blijft waarom deze gedichten voor Achmatova zo van belang waren. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat dit te maken heeft met haar visie op literaire evolutie. Door het aanhalen van zijn gedichten probeerde zij het genre “poëem” en zich te bevrijden van het model dat door Poesjkin is gezet. Om dit te bewijzen ben ik weer de Nationale Bibliotheek ingedoken om me te verdiepen in de literatuurtheorie en de diverse analysen die in de Sovjetunie over het Poëem geschreven zijn.

Dankzij het NIP kon ik mijn onderzoek uitvoeren in Rusland, waar ik gebruik kon maken van de ongelofelijke archieven en bibliotheken die de stad rijk is, waaronder die van het NIP zelf. Even onmisbaar waren de vele gesprekken die ik tijdens mijn verblijf formeel of informeel met Russische mensen voerde over Achmatova en over mijn onderzoek.  Natuurlijk heb ik ook veel plaatsen bezocht die verbonden zijn met het leven en werk van Achmatova. Tegen het eind van mijn verblijf heb ik mijn voorlopige resultaten gepresenteerd op het instituut. In de tussentijd was het Nederlands Instituut voor mij steeds een veilige uitvalsbasis waar ik continu werd ondersteund met tips, contacten en praktische hulp. In Nederland had mijn onderzoek nooit zo ver kunnen komen. Bovendien was het voor mij buitengewoon interessant om in Rusland bezig te zijn en te merken hoe bibliotheken en universiteiten in hun werkwijze verschillen van de Nederlands. Ik kan een verblijf aan het NIP dan ook van harte aanbevelen aan alle Nederlandse studenten, die zich wetenschappelijk willen verdiepen in Russische thematiek.