Toen ik eind vorig jaar solliciteerde voor een stage bij het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg, koos ik voor een aanpak van ontwapenende eerlijkheid, en ik schreef: ‘Rusland ken ik alleen uit de boeken’. Dat zat zo. Ik was weliswaar meermaals in omringende landen (Georgië, Wit-Rusland, Oekraïne) geweest; ik was begonnen Russisch te leren toen ik in Berlijn studeerde en ik kende een aantal over het Europese continent uitgewaaierde Russen, maar wat ik daadwerkelijk wist van Rusland reikte niet verder dan mijn uitpuilende boekenkast. Toch kreeg ik enkele weken later het verlossende bericht dat ik mijn koffer mocht pakken om voor drie maanden naar Sint-Petersburg te komen, waar ik onder meer aan de slag zou gaan in – hoe kon het ook anders – de rijk bedeelde bibliotheek van het instituut. Hoe strookte het Rusland waarmee ik als boekenwurm kennis had gemaakt, met het Rusland dat ik aan den lijve ervoer? (met temperaturen van -22 mag je best aan den lijve zeggen)
Nu is Petersburg bij uitstek een literaire stad, op meerdere manieren. Het is in eerste instantie een stad waar een overgroot deel van de Russische schrijvers leefde, schreef en met elkaar omging: dit zorgde voor een geanimeerde culturele omgeving, ook op het gebied van kunst en theater. Anderzijds werd de stad hiermee onherroepelijk de topos van hun romans en personages. Daar wordt het interessant: want is het Sint-Petersburg van Raskolnikov en Akakij Basjmatskin (uit ‘De mantel’ van Gogol) dezelfde plek? Ja en nee. Is het dezelfde plek waar je vandaag de dag doorheen wandelt? Hier geldt eveneens: ja en nee. Je zou kunnen beweren dat de enige constante factor van vergelijking tussen literatuur uit de negentiende eeuw en de huidige met auto’s, toeristen en groene mannetjes gevulde metropool, het weer is. Het was niet lastig om me te identificeren met Akakij Akakijewitsj, wanneer ik van de Hooimarkt in de richting van de Isaak-kathedraal liep. ‘De wind woei, zoals gewoonlijk was in Petersburg, uit alle vier de windrichtingen en uit alle straten.’ (Ik had wel een betere jas, dat scheelt.) Maar hoezo ‘ja en nee’? Wanneer er zoveel literatuur geschreven wordt waarin de stad op zijn minst een illuster bijfiguur is, gebeurt er naar mijn mening iets opmerkelijks: je perceptie van die plek is continu aan verandering onderhevig, de romans en verhalen vormen samen een soort caleidoscoop waardoor je de stad bekijkt. Je kunt hiermee spelletjes gaan spelen (zoals: bestaat het gedicht ‘De bronzen ruiter’ van Poesjkin in het literaire universum van Dostojevski of Bely? Ik zou geneigd zijn te zeggen van wel), maar wat relevanter is, is dat literatuur je dingen kan tonen die met het blote oog niet (meer) zichtbaar zijn.
Dit doet Joseph Brodsky bijvoorbeeld, in zijn essay ‘Guide to a Renamed City’ (1979, uit de bundel Less than One), een van de indrukwekkendste teksten die ik voor mijn verblijf over Petersburg heb gelezen. Brodsky zet het beeld en de geschiedenis van de stad op fenomenale wijze uiteen aan de hand van twee standbeelden, de Bronzen Ruiter langs de Neva en het constructivistische monument van Lenin voor het Finlandstation, en de naamsveranderingen die de stad tot op dat moment had ondergaan. Brodsky laat met zijn poëtische beschrijvingen de lezer achter met een aantal onvergetelijke beelden, zoals de top van de Admiraliteit die ‘als een naald die het water uit de wolken zuigt’, maar doet daarnaast nog iets veel belangrijkers, namelijk door het onderscheid te maken tussen het ‘echte’ en het ‘literaire’ Petersburg. Hij waarschuwt hier ook voor: ‘Russian literature caught up with reality to the extent that today when you think of Saint-Petersburg, you can’t distinguish the fictional from the real. Which is rather odd for a place only two hundred and seventy-six years old.’
Misschien toch verstandig om de boeken even terzijde te leggen, en dat is precies wat ik de afgelopen drie maanden heb gedaan. Dan kom je plotseling in een andere wereld terecht, die niet alleen nieuwe indrukken schept, maar hetgene dat je dacht te weten over Sint-Petersburg en Rusland aanpast, kantelt en met name verdiept. In het begin was dat indrukwekkend en soms vervreemdend (zoals het schilderij ‘Engelsman in Moskou’ van Malevich), later vooral leuk en intrigerend. Na drie maanden Petersburg en twee bezoeken aan Moskou, talloze gesprekken met Russen en Ruslandkenners en een aantal moeizame maar bevredigende stappen in het leren van de taal, denk ik vooral: dit smaakt naar meer. Net zoals de deur waarvoor Raskolnikov staat in Misdaad en Straf is er geen weg terug als je eenmaal over de drempel heen bent (niet gevreesd, er zijn geen doden gevallen). Een van mijn favoriete anekdotes uit de Russische literatuur is hoe Isaak Babel door Maksim Gorki gesommeerd werd eerst de wereld in te trekken, alvorens verder te gaan met literatuur – een bijzonder zinnig advies, en ik zal zeker naar Rusland terugkeren.