Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Eline Helmer, stagaire bij het NIP, BA Liberal Arts and Sciences, MSc Russian and East European Studies

Vijftien en zestien april, de eerste zomerse dagen van 2016. Net als vele Sint Petersburgse ‘datsjniki’ keer ik zondagmiddag terug van een weekeinde op het platteland. In Luga stap ik in een lege elektritsjka, een treintje typisch voor landen van het voormalige Oostblok en de Sovjet Unie. De harde houten bankjes in de wagon bieden elk plaats aan drie mensen. Wanneer de trein zich sputterend in beweging zet zijn er slechts drie bezet. Ik denk aan de scene uit ‘Moskou gelooft niet in tranen’ waarin hoofdpersoon Katerina haar grote liefde in de elektritsjka ontmoet. Dit zou nog wel eens een mooie reis kunnen worden.

Langs het spoor genieten mensen van het eerste echte zomerse weekeinde. Buren die elkaar gedurende de winter in de stad niet hebben gesproken praten leunend over het tuinhek bij. Zwarte aarde kleurt de net omgeploegde perken. Er wordt gesjouwd met emmers, aan auto’s en bromfietsen gerommeld. Waar mensen in het bos aan het werk zijn hangen hun jassen aan de takken van de nog kale bomen, zo warm is het. Op kleine vuurtjes wordt sjasliek geroosterd. Een keer een grote brand naast het spoor, je kunt de warmte door de ruit heen voelen.

Enkele gehuchten verder begint de wagon aardig vol te raken. Een groep jonge meiden in legerkleding zetten één voor één een fles wodka aan hun mond. Hun gelach mengt zich met de geur van dik op elkaar gepakte, zwetende mensen. Een vrouw stapt met twee grote boodschappentassen de wagon in en begint te roepen wat ze zoal verkoopt: Eskimo-ijsjes, chips, zonnebloempitten, zoete rozijnen en kvas om te drinken. Helaas, water heeft ze niet. Alhoewel iedereen nog in zijn winterjas loopt koopt ongeveer een kwart van de reizigers een ijsje. Een man met USB-sticks prijst zijn waar aan in vlot Russisch. Niemand koopt iets. Een man in een smoezelig grijs pak vertelt over de prachtige geschiedenis van de historische stad Luga, hij kan je er zo een boekje over verkopen. Je zult beslist een goed verhaal hebben wanneer je bij je vrienden en familie op bezoek gaat! Ook van hem koopt niemand iets.

Dan schuifelt een oude man met vriendelijk gezicht de coupé binnen. In zijn armen twee stapeltjes. Kleurplaten, verhalen, gedichten. Tegenover mij zit een stel van een jaar of 50. Een paar minuten geleden kochten ze bij een oudere dame een kruiswoordpuzzel voor 5 roebel. Die waren ze samen aan het maken. Nu koopt de vrouw een kleurboekje van de oude man. “Hoe oud is het kind?” vraagt hij zacht. “Tien”, antwoord ze. De oude man raadt haar nog een ander boekje aan, “geschikter voor kinderen van die leeftijd”. De vrouw vraagt haar man om haar even wat geld aan te geven uit haar handtas die naast hem in het gangpad staat. “Hebben we dit wel nodig?” vraagt hij. “Er staan gedichten in”, zegt de vrouw terwijl ze haar hoofd op zijn schouder legt en op het ritme van de stommelende elektritsjka in slaap sukkelt.

Twee en een half uur later rijdt de inmiddels overvolle elektritsjka het Baltiejski vokzal binnen. Na al die tijd zij aan zij gezeten te hebben op de houten bankjes rapen de reizigers hun plastic zakken, emmers en kleine kinderen bij elkaar en maken zich klaar om te vertrekken. De trein komt schokkerig tot stilstand op het Baltiejski Vokzal en ik verlaat de bontgekleurde wereld van de elektritsjka. Toch nog wel fris buiten.