Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Pim Zwier is mediakunstenaar en filmmaker. Sinds een aantal jaar trekt hij Rusland door om met zijn fotocamera een portret van het land te maken. Daarnaast maakt hij vooral archieffilms. Zijn werk heeft een duidelijke connectie met de geschiedenis, zowel de Russische als de Nederlandse. Pim is artist-in-residence geweest bij het NIP en komt regelmatig langs wanneer hij in Sint-Petersburg is.

Ik sprak af met Pim in december, op zijn laatste dag in Sint-Petersburg. Glunderend vertelde hij over zijn herinneringen aan Rusland. 

Goedemorgen Pim. U bent hier in Sint-Petersburg vanwege een fotoproject, maar u ontwikkelde uzelf eerder als filmkunstenaar. Hoe heeft u film ontdekt?

Zeg maar jij hoor! Ik heb aan het Piet Zwart Instituut een vervolgopleiding Fine Arts gedaan. Terwijl ik daar studeerde ontdekte ik in het gebouw per toeval een 16mm filmmontagetafel. Ik dacht, ‘wow, wat is dit?’ Toen ben ik doorverwezen naar de Filmwerkplaats in Rotterdam en met film begonnen – in de eerste instantie met 16mm, analoog en zelf ontwikkelen, wat ontzettend leuk is om te doen. Dat was voor mij de introductie in film. 

En hoe ben je vervolgens bij fotografie beland?

Ik heb de afgelopen jaren veel archieffilms gemaakt. Je hebt dan geen crew om mee te werken, geen draaidagen, je werkt met bestaand materiaal uit een archief. Dus je hebt vrij weinig contact met andere mensen. Op een gegeven moment ben ik dat wel heel erg gaan missen. Ik merkte dat het een heel geïsoleerd leventje werd. Films zijn vaak langere processen, je moet meer geld investeren en het duurt langer voordat je met beelden aan de slag kan. 

Toen ik de Russische fotograaf Prokoedin-Gorski ontdekte, voelde het logisch om voor dit project geïnspireerd door een fotograaf ook zelf met fotografie te gaan werken. Vanaf dat moment ging het opeens heel snel. Zodra je een camera hebt, heb je heel snel een beeld. Een deel van het project waar ik nu aan werk (geïnspireerd door Prokoedin-Gorski) bestaat uit portretten. Daardoor ontmoet ik continu mensen, wat het ontzettend leuk en spannend maakt. 

Ik heb de afgelopen jaren meerdere artist-in-residencies gedaan, en vaak als ik ergens aankom geef ik aan het begin van mijn verblijf een introductie van mijn werk, zodat mensen weten wat ik doe. Dan heb ik meteen contacten om bijvoorbeeld suggesties te vragen, zoals goede werklocaties. Ook vraag ik om vrijwilligers voor een portretsessie. Zo’n portretsessie is in de eerste plaats veel buiten lopen op zoek naar een locatie, en ondertussen praat je heel veel met elkaar.

Jouw werk bevindt zich op de grenzen van kunst en documentaire. Als je aan een project begint, hoe denk je na over die balans?

Ik beweeg inderdaad heel erg tussen documentaire en mediakunst in. Als ik een onderwerp tegenkom wat me interesseert, dan kan ik nog niet van tevoren zeggen welke kant het op gaat. Dat wordt op een gegeven moment wel duidelijk uit het project zelf. Maar uiteindelijk zijn ‘kunst’ of ‘documentaire’ vooral hokjes die van buitenaf worden opgelegd. Mijn werkgebied is nou eenmaal groot, maar voor mij is het een en hetzelfde werkgebied. Alleen de manier waarop ik het toon is soms anders.

Hoe heb je Sergej Prokoedin-Gorski als inspiratiebron voor je fotoproject ontdekt?

Omdat ik archieffilms maak, ben ik eigenlijk altijd wel op zoek naar archiefmateriaal. Zo kwam ik bij de website van de Library of Congres in Washington terecht, waar ik de fotocollectie van Prokoedin-Gorski tegenkwam. In de eerste instantie is dat echt een ‘wauw’ moment: je ziet foto’s van Rusland van ruim 100 jaar geleden – in kleur! Dat is heel verbazingwekkend.

Op een gegeven moment merkte ik dat er meer gaande was in zijn foto’s. Door het procedé wat hij gebruikt – drie foto’s combineren om kleur te genereren – en de kleine tijdsverschillen tussen de opnames, gebeurt er iets interessants. Door die tijdsverschillen vallen de kleuren niet altijd op hun plek. Daardoor ben je je in één beeld bewust van beweging, van veranderingen van licht. Voor mij voelt het af en toe alsof zijn foto’s extreem korte films zijn, films van een frame. Je bent je bewust van alles dat bij film hoort. Dus daar ben ik heel gefascineerd door geraakt. 

Voor Prokoedin-Gorski zelf was dit tijdseffect hoogstwaarschijnlijk een technische onvolkomenheid. Dus ik gebruik iets uit zijn werk waarvan je je af kan vragen of hij dat wel gewaardeerd zou hebben.

Kun je kort kunnen uitleggen hoe Prokoedin-Gorski van die zwart-witbeelden een kleurbeeld maakte?

Hij maakte drie foto’s: één met een blauw filter, één met een groen filter, en één met een rood filter. Dan heb je dus drie zwartwitbeelden maar met verschillende grijstinten. Vervolgens maak je van dat negatief een positief, waar je weer de verschillende filters overheen schuift. Als je die drie beelden combineert en over elkaar projecteert, krijg je dus een kleurenplaatje, en dat is echt super magisch.

Het procedé is ouder dan hijzelf, uit 1861. Ik gebruik diezelfde techniek, behalve dat ik het digitaal doe, maar uiteindelijk werk ik wel met kleurseparatie. Ik genereer mijn beeld uit 3 foto’s waar ik die filters voor plaats.

Dus het opwindendste in zijn fotografie waren de tijdsverschillen?

Ja, en ook bij mij eigen project moet dat filmische aspect erin. Ik probeer ook steeds een toepassing van de kleurseparatie te vinden. Het moet een meerwaarde krijgen, en voorbij het trucje. Wanneer ik architectuur fotografeer richt ik me op verschillende typische (Sovjet-)Russische architectuurtypes. Per architectuurtype zoek ik een andere benadering van kleurseparatie. Het stalinisme is een periode van enorme contrasten, dus ik probeer daar heel erg bewust een groot contrast te genereren. Dat doe ik door het interval tussen de opnames heel lang te maken. Een stalinistisch gebouw fotografeer ik op drie momenten, ‘s middags, rond zonsondergang, en ‘s avonds, en daarna combineer ik die drie elementen in één beeld. Dat betekent dat het 6 uur duurt om die foto te maken. Daardoor wordt het een veel contrastrijker beeld. En dat bewaar ik echt alleen voor de stalinistische architectuur.

Bijna iedere type architectuur heeft ook z’n eigen weertype. Zo kom ik er soms ’s ochtends achter, als ik naar buiten kijk, wat ik die dag ga fotograferen. Zo vraagt mijn benadering voor het constructivisme om zonnige dagen met sterk wisselde dreigende wolkenluchten. In het samengestelde beeld behoudt het gebouw badend in het zonlicht zijn normale kleur, maar de nadere dreiging wordt geaccentueerd door het samenstellen van de wolkenluchten.

Dat zijn dus voorbeelden van overwegingen waarom ik bepaalde keuzes maak binnen dit project. Dat zal niet iedereen kunnen aflezen uit de foto’s, maar dat maakt ook niet uit. 

In je werk ben je veel bezig met speuren door de geschiedenis. 

Ik heb een hele grote voorliefde voor persoonlijke verslagen die zijn nagelaten. Correspondenties, dagboeken, of een autobiografie. Ik vind het heel spannend om te kijken hoe iemand zijn eigen tijd heeft beleefd. Sebastian Haffner, een Duitse auteur, heeft een mooi boek geschreven, Het verhaal van een Duitser 1914-1933 (red. Duits: Geschichte eines Deutschen). De periode zegt het al. Hij heeft vanuit de kantlijn gekeken naar de samenleving en alles heel scherp geobserveerd zonder dat hij zelf actief was. Ergens in het boek gebruikt hij de term ‘intieme kroniek’, een hele mooie omschrijving. Het is een kroniek van de tijd, maar door zijn ogen. En ik vind dit soort intieme kronieken erg opwindend: hoe beleeft iemand zijn eigen tijd en hoe beschrijft hij het?

Er bestaat een hele mooie tekst van Walter Benjamin uit 1940, Over het begrip van de geschiedenis. Hierin introduceert hij een andere vorm van geschiedenis. Volgens hem bestaat geschiedenis niet alleen uit de feiten, maar moeten we ons ook focussen op hoe mensen het ervaren hebben. In zijn tekst omschrijft Benjamin dat er in de geschiedenis heel veel onvervulde potentie zit: er hád iets kunnen gebeuren. Als je je daarop focust, dan richt je je juist op het hele kleine, het marginale, in plaats van de grote lijnen, en dat vind ik een hele mooie benadering.

Ben je nu zelf ook een beetje met een intieme kroniek bezig?

Misschien wel. Omdat ik nu probeer Rusland beter te begrijpen, is het ook heel interessant om te kijken hoe anderen het hebben beleefd en omschreven, bijvoorbeeld Han van Loghem en Berthe Neumeijer* het een kleine honderd jaar geleden hebben ervaren. Hetzelfde geldt voor Wilhelmina Triesman**. Triesman is in 1925 in Leningrad aangekomen, en ze is in 1982 overleden. Ze heeft haar hele leven hier gewoond, en het is heel interessant om uit haar brieven te lezen hoe ze dingen heeft ervaren. Ook de correspondentie met haar tweede man is prachtig. En er zijn ontzettend veel overeenkomsten tussen Van Loghum en Triesman: allebei Nederlanders die naar Rusland zijn gegaan, die een Nederlandse blik op deze samenleving hebben. Behalve dat ik nog geen idee heb hoe ik dit project ga financieren, is het een ontzettend spannend project om aan te werken.

Je bent in de afgelopen jaren al op veel plekken in Rusland geweest om te fotograferen. Zit er een systeem in?

Nee, er zit geen systeem in. Ik ben continu opzoek naar een woonwerkruimte, dus ik ben voor een deel afhankelijk van artist-in-residencies. Ik ben de afgelopen jaren veel in Petersburg geweest, en het “nadeel,” tussen haakjes, is dat ik inmiddels te veel vrienden hier heb en daarom hier heel graag terugkom. Maar ik heb ook in andere steden gewerkt, zoals Moskou, Kronstadt, of Kansk in Siberië. 

Je krijgt dus een heel divers beeld van Rusland.

Ja, maar het is nog te klein hoor, er is nog heel veel te ontdekken. Ik heb echt hele dierbare herinneringen aan mijn verblijf in Kivatsj, Karelië. Dat was echt heel bijzonder. Kivatsj is een heel groot natuurreservaat, met in het midden een toeristische hotspot. Prokoedin-Gorski heeft de watervallen daar ook gefotografeerd. 

En bij die hotspot komen de hele dag busladingen vol – hoofdzakelijk Russische – toeristen. Voor die toeristen is een café neergezet met eten en drinken, een souvenirwinkeltje en een klein museum. Verscholen achter het museum zijn een aantal werkruimtes voor wetenschappers, de lokale boswachter heeft daar zijn kantoortje, en er woont een ouder gezin. Daarnaast zijn twee datsja-achtige huisjes waar bezoekende wetenschappers kunnen logeren. Ik mocht in één van die datsja’s voor drie weken verblijven.

Als de toeristen aan het eind van de dag weg zijn, blijft er dus een hele kleine gemeenschap over. Vrijwel niemand in die gemeenschap sprak Engels, behalve de dochter van de café-eigenaars, de 16-jarige Dasja. Haar jongere broertje Egor sprak geen Engels maar ontdekte Google Translate op zijn telefoon. Dus die twee tieners die werden mijn contactpunt daar, wat heel mooi was. Op een gegeven moment zeiden ze, “we willen je ook óns dorp laten zien,” want ze woonden eigenlijk 3 km verderop, in het bos. Dus ben ik mee naar hun dorp gegaan. Daarna wilden ze me ook hun favoriete plek in het bos laten zien. Goed, gaan we daar heen. Het is heel mooi om met zo’n kleine gemeenschap daar van dat soort momenten te hebben. 

De boswachter, Sergej, sprak ook geen Engels. Op een dag keek hij mij aan, wees naar mij, en wees daarna naar zichzelf, en vervolgens maakte hij een stuur-beweging en zei: ‘Zavtra’ (morgen). Het was meteen duidelijk: ik mag morgen mee in de auto op patrouille. Ik zei natuurlijk meteen ‘da’. 

Leuk dat mensen je zo graag hun eigen Rusland willen laten zien.

Ja, ik heb het gevoel dat heel veel mensen dat hier willen, de Russen zijn erg trots. Ze hebben in mijn beleving ook heel veel zelfspot. Ze zien wat er allemaal niet functioneert in het land, maar vinden een manier om daarmee om te gaan, en dat is voor een deel weglachen. Maar er is een enorme welwillendheid om hun Rusland te laten zien.

Terwijl we door het reservaat reden met Sergej de boswachter, parkeerden we af en toe om een stukje te lopen, en dan komen al gauw de thee en de koekjes tevoorschijn. Op een gegeven moment haalde Sergej op zijn telefoon Google Translate erbij, waarna hij vroeg “You like Russia?” Dat moet natuurlijk even gecheckt worden. Toen heb ik hem maar gewoon mijn paspoort gegeven, want die zit vol met visum na visum na visum voor Rusland. Nadat hij door de visa gebladerd had, keek hij met een grote glimlach naar mij en zei: “Yes, you like Russia.”

Wat is jouw tip voor mensen die naar Rusland willen komen?

Ga gewoon praten met mensen, en je komt snel genoeg welwillende, enthousiaste Russen tegen. Ik kom hier niet voor de kathedralen. Ze zijn prachtig, maar dat is niet de hoofdrede waarom ik hier ben. Ik kom hier vanwege het bijzondere contact met mensen.  Wat ik heel bijzonder vind, is dat ik hier veel makkelijker een vriendschap opbouw, die gelijk heel hecht is.  Voor een deel kom ik heel graag hier terug juist door die welwillendheid, en een enorm enthousiasme dat ik heel vaak bij mensen tref, ik vind dat prachtig, echt prachtig.

 

* De correspondentie tussen Han van Loghum en zijn vrouw Berthe Neumeijer vormt de basis voor Zwier’s film Bouwen te midden van eenzaamheid. Van Loghum was een Nederlandse architect die in de jaren ’20 vanuit idealistische beweegredenen naar Siberië was vertrokken om daar compleet nieuwe steden te creëren. Bekijk hier de trailer (https://vimeo.com/239339779

** Wilhelmina Triesman vluchtte in 1925 vanuit Nederland naar Leningrad, nadat zij met een Russische zeeman was getrouwd. In Leningrad ontwikkelde zij zich tot docent, tolk, vertaalster, en conservator bij de Kunstkamera. 

 

Lotte Timmermans, 2020